top of page

Tegelen

Ch I
Ch II
paper-raw-0219.jpg
De abdij van O.L-Vrouw van Onbevlekt Ontvangen is gelegen in Tegelen, een oud dorp tussen Roermond en Venlo in Nederlands Limburg.

Begin 1884 waaide er een wind van verdorvenheid over België. Een antireligieuze politiek deed de religieuze ordes vrezen voor strenge maatregelen van de overheid. Vervolging dreigde priesters en religieuzen te treffen. In die tijd bood een priester uit het Vlaamse Wareghem, bij Kortrijk, de heer De Coninck, de abt van Westmalle de som van 15.000 florijnen aan, opdat deze een klooster in het buitenland zou bouwen en aldus een deel van zijn bezittingen veilig zou stellen.

Dom Benedictus Wuyts, toenmalig abt van Westmalle, zag in dit edelmoedig gebaar een voorzienig teken dat hij een toevluchtsoord had in geval van tegenspoed en hij aanvaardde het aanbod gretig. Dom Benedictus en M. de Coninck zijn onmiddellijk in onderhandeling getreden over de aankoop van een boerderij in Tegelen, in Nederlands Limburg, een oud dorp tussen Roermond en Venlo. Het terrein leek zeer geschikt voor de vestiging van een Trappe: het was een echte eenzaamheid, omringd door bossen en heide. Het lag op een steenworp van de Duitse grens en omvatte 23 hectare nogal verwaarloosd land, waarop de boerderij, het huis en de bijgebouwen werden gebouwd. De eerste besprekingen met de eigenaar vonden plaats in maart en in april was de deal rond.

 

De eerste religieuzen arriveerden begin juni 1884. In het begin was de situatie van de religieuzen niet schitterend: zij sliepen op een zolder en werden 's nachts soms gewekt door de regen. Enkele gulle zielen schoten hen te hulp door vee, kolen en voedsel te sturen. Al snel dachten ze aan bouwen. De bestaande gebouwen werden verhoogd en uitgebreid. In 1887 werd de tijdelijke kapel voltooid. In de loop der jaren kwamen er regelmatig postulanten bij en rond 1909 telde de gemeenschap meer dan 60 monniken.

 

Tijdens de oorlog van 1914-1918 diende de abdij van Tegelen als toevluchtsoord voor vele monniken uit de abdijen van Achel en Westmalle.

 

Het klooster werd zwaar beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar werd na de bevrijding herbouwd. De terugval in aantallen leidde tot een toenadering tot het Lilbosch klooster in Echt, en de twee gemeenschappen zijn nu één.

De Brouwerij. 
 

Aangezien het klooster gesticht werd door de monniken van Westmalle, is het niet verwonderlijk dat er een brouwerij gevestigd werd. In die tijd was de bierproductie in de abdij van Westmalle al goed ingeburgerd.

 

In het voorjaar van 1891 werd begonnen met de bouw van een brouwerij in het klooster. In de herfst van datzelfde jaar was de brouwerij klaar en kon bier van lage gisting, pils genaamd, worden gebrouwen. Dit bier was 4% alc. vol.

1934-tegelen.jpg

Dit bier werd gebotteld in beugelflessen van 30 centiliter. Op deze flessen stond de naam van het bier. De grondstoffen werden van buiten de abdij gekocht.

 

Het bier was in de eerste plaats bestemd voor de persoonlijke consumptie van de monniken, maar er werd ook begonnen met de productie voor gasten van het klooster.

trappistentegelen2.jpg

Elke monnik had recht op 2 blikjes van voornoemd bier elke dag bij het avondeten. Tegen het einde van de jaren dertig bedroeg de jaarlijkse productie ongeveer 250 hectoliter. Het bier werd ook buiten het klooster verkocht, vooral in de omgeving van Venlo. Het bier werd aan huis geleverd op een bezorgkarretje.

 

In 1947 werd de brouwerij gesloten omdat de grondstoffen zeer moeilijk te verkrijgen waren. De abdij legde zich daarna toe op de productie van cider.

 

Het brouwerijgebouw bestaat nog steeds.

bottom of page