top of page

N.D du Gard

Abdij & Brouwerij
st-bernard.jpg
In 1137 werd de abdij van Gard gesticht in Crouy (18 km van Amiens),

 

De abdij werd 39 jaar na Citeaux en 22 jaar na Clairvaux gesticht door Meynard en 12 monniken van de cisterciënzer abdij van Cherlieu, bij Vesoul.

 

De naam "Gard" komt van het Keltische woord "warder" (in het frans “garder”, =toezicht houden), dat doet denken aan een militaire post aan de oversteek van de Somme. Het klooster, voltooid in 1139, werd bezocht door Sint Bernardus.

 

  • 1790: De Nationale Vergadering schaft de kloostergeloften af en schaft de religieuze ordes af. De monniken van Gard verspreidden zich en de abdij werd verkocht. Dan is driekwart van de abdij verwoest.

  • 1816: Zeven trappisten van de cisterciënzer hervorming van Rancé, vestigen zich in de Gard.

  • 1826: Enkelen van hen vertrekken om de N.D du Mont des Cats op te richten.

  • 1845: Dom Stanislas en zijn monniken verlaten de Gard voor Sept-Fons in de Allier vanwege de spoorweg die voor hen langs loopt en die hun eigendom doormidden heeft gesneden. Het was de Amiens-Boulogne lijn die net was aangelegd. Deze "pleziertrein" stoorde de monniken en vervoerde bovendien vrouwen.

Een geestelijke, pater Libermann, die het in augustus 1835 tijdens een reis in Picardië had bezocht (en later gekocht), sprak over de Notre Dame du Gard in een brief aan een van zijn correspondenten: "Na vele moeilijkheden, pijnen en tijdverlies is de Notre Dame du Gard van ons; onze theologen en filosofen zijn met achtentwintig[...]. Ik ga er twee keer per week heen tijdens onze wandelingen... Het Gard-huis is prachtig; de kerk is zeer mooi en ruim, de binnenplaatsen en tuinen zeer groot, de gebouwen op het erf te aanzienlijk; bovendien wasserij, oven, brouwerij, etc.". 

 

Een minder aangenaam uittreksel uit het "Journal de Seine et Marne" van 30 september 1843 is echter nauwkeuriger: "Omdat ze bijna alles wat ze nodig hebben thuis maken, is er in de abdij bovendien een werkplaats voor de schoenmaker, een andere voor de smid en de wagenmaker, een bakkerij voor de bakker en een brouwerij om het slechte bier te maken dat zij en hun gasten drinken. Het is de 900 fr. aan jaarlijkse heffingen die ze aan de staat betalen niet waard, en meer dan eens heb ik bij het proeven tegen mezelf gezegd: waar blijft de hand van de fiscus?"

bottom of page